Klassieke Talen

 

Bespreking Vergilius' eerste ecloge
naar E. de Saint-Denis (inleiding Budé)

Is Vergilius te identificeren met Tityrus of Meliboeus?
De plaats waar het tafereel zich afspeelt, is duidelijk. Vers 46 sqq.: de charmes van het platteland worden beschreven, met zijn diepe bergen, magere grond, waterlopen, haag van wilgen, bijen, snoeier, duiven: alles wijst erop dat we in Gallia Cisalpina (de huidige Povlakte) zijn.
De meeste commentatoren plaatsen de ecloge dan ook na de gebeurtenissen van het jaar 40, de confiscatie van de goederen van Vergilius, de uitdrijving, zijn reis naar Rome en het succes van zijn stappen: het behoud van zijn landgoed. De feiten worden verteld door de biografen van Vergilius.

In ieder geval mag de 1e ecloge niet los gezien worden van de 9e. De 1e ecloge is waarschijnlijk gedurende de zomer van 40 geschreven Als de 1e na de 9e komt, wat bijna zeker is, is deze 1e ecloge geschrevens in augustus 40.

Tityrus is dus Vergilius die gelukkig is met het behoud van zijn landgoed en die in de 1e ecloge zijn dankbaarheid uitspreekt tegenover de keizer.
Toch zijn er enkele problemen bij deze stellingname.

  • Tityrus is oud (vers 28), terwijl Vergilius in het jaar 40 slechts 31 jaar was
  • Tityrus is een slaaf die onlangs is vrijgekomen.
  • Tityrus antwoordt enkele keren niet direct op de vraag: soms lijkt hij en beetje achterlijk. (vers 29)
  • Tityrus is onderworpen aan de vrouwen. (vers 30 sqq)
  • Hij geniet egoïstisch van zijn geluk, heeft geen woord van medelijden voor Meliboeus.
  • Hij geeft een aanbod dat in feite geen aanbod is. (vers 79)

Meliboeus daarentegen is zeer Vergiliaans:

  • zeer delicaat
  • niet jaloers op het geluk van Tityrus
  • altruïstisch
  • solidariteit, medelijden met mensen, dieren en dingen (vers 6 sqq.,vers 40 sqq., vers 59 sqq. )

Er zijn touwens nog vragen

  • (Vergilius = Tityrus of Meliboeus)
  • de ecloge begint 's middags en eindigt 's avonds, in een avondstemming
  • Tityrus, de slaaf tegenover de vrije burger Vergilius

Nog een contrast:

  • met de mond van Tityrus dankt Vergilius Octavianus, hij wijdt zelfs een cultus aan deze nieuwe godheid
  • langs Meliboeus spreekt hij harde protesten uit tegen de burgeroorlog en de goddeloosheid van de veteranen (vers 70-73)

Hoe kunnen we al deze vragen oplossen?
We mogen alleszins niet uit het oog verliezen dat we te maken hebben met een dramatische compositie, een stukje dat kan opgevoerd worden. In een dramatische compositie heeft een auteur het recht om zijn herinneringen volgens zijn eigen vrije wil te gebruiken, om feiten te veranderen, aan te passen, om zich te ontdubbelen in 2 personages die in werkelijkheid niet bestaan. In de 1e ecloge wordt het protest van Meliboeus op een handige wijze verbonden met de dank van Tityrus. Maar de dankbetuiging van Tityrus gaf aan het stukje de toon, het karakter van een opdracht (aan Octavianus). Daarom werd het in het begin van de bundel geplaatst, alhoewel het chronologisch waarschijnlijk niet het eerste is.